Merel
Ik zag een merel
in de druivenstruik
zomaar een ochtend in
oktober
het was een mannetje
het gele en gitzwarte
tekenden scherp
temidden van de overrijpe
druiven
Het was de eerste merel
die ik sinds lang
gezien had
in onze van steen en staal
overwoekerde
grote stedenstraat
waar alleen nog mensen
krassen
op het plaveisel
Het was vreemd
hij maakte geen geluid
geen trots klokken of
gesnater
geen sissend snerpen
weggedoken in het groen
maar slechts een vlucht
in stilte
Alsof hij wist dat hij
de laatste was