Luke, zeven jaar (I)
'De streksprong doe je
met je handen in de lucht
je springt recht omhoog
en belandt - armen wijd -
weer op de balk'
'O ja de kattensprong
dan strek je
één been voor
één been achter
en bij het landen
komen ze weer
samen'
'De wijdsprong
die kan ik ook
kijk maar
met m'n benen
opzij
zo ver als ik kan
en daarna moet je ze
weer sluiten'
'Maar de hurksprong
dat je je benen intrekt
als je springt
en met je hielen je billen
raakt
die kan ik het best'
Zei Luke, en ze deed het voor
foutloos, volmaakt
als een kikker die verlangend reikt
naar een libelle
'En jij,' vroeg Luke aan de oude man
'welke sprong kan jij het best?'
Luke, zeven jaar (II)
'Onze appels zijn zachter
als mamma appeltaart maakt'
zei Luke, terwijl ze met een
vorkje prikte in de net geplukte
appel
Kisten appels van het land
topzware bomen in de
boomgaard
buigend van vrucht
na een zinderende droge
zomer
De roodborst dreigend in de heg
de scharrelregen van mees en
mus
klevend dansend hangend aan
de zaadbollen van distel en
rozebottel
En Luke nadenkend prikkend
in de appels
in de schuur van opa en oma
waarin alle herfst verzameld
is
En ik die kijk
mijn hart vasthoud
ach dat ze zich maar niet
in haar vingers prikt
Ondertussen dromend zij en ik
van haar mamma's appeltaart
gemaakt van de zachte appels van
november
Luke, zeven jaar (III)
'Michel, kijk, ik kan het!'
riep Luke
en ze demonstreerde de houding
die we zojuist hadden
geoefend
een yoga-oefening waarin ik me
elke ochtend bekwaam
om mijn krombuigende rug wat
op te richten
tegen de gang van de tijd
En die ik haar voordeed
oude man en meisje van 7
en die ze zich al na een paar keer
nadoen
helemaal eigen had
gemaakt
En dat ze riep
vanaf de ene kant van de schuur
met de koepel van een hemel
en tussen ons in een wereld
van leven
naar mijn kant
half achter de vermolmde
balk
En dat ze mijn naam wist
zomaar mijn naam wist
en dat ze me zag
en me niet vreemd vond
me zag als een vriend
en dat ik bestond
voor een meisje van 7
En dat tussen ons in
geen tijd en geen afstand
omdat in een schuur
de regels niet tellen
En dat ze me riep
terwijl ik hapte naar adem
'Michel, kijk, ik kan het!'