De cypres
Wees welkom, zegt de cypres
komt u verder, loop maar de tuin in
ach, neemt u toch plaats bij de stille
fontein
spiegel van de hemel
wat kan ik u brengen?
dadels, vijgen, brood
verse abrikozen uit de boomgaard?
een karaf water of liever
witte wijn?
Ik zal de gastheer zeggen/
dat u gearriveerd bent
hij zal verheugd zijn
U had dit niet verwacht?
maar u vergist u
Ik waak niet enkel over de doden
mijn plaats is ook/
onder de levenden
ik richt me op voor alle wezens
jammer dat men zo eenzijdig
over me denkt
Ach, neemt u toch plaats
er is voldoende schaduw
onder de sinaasappelboom
de levenden zijn me even welkom
als de doden